|
|
De Toren.
In 1321 is de eerste steen gelegd voor de
Domtoren, een opmerkelijk bouwwerk dat ondermeer een kapel (Michaëlskapel)
en een schuilplaats voor de bisschop bevat. De eerste bouwmeester
van de toren was ene Jan uit Henegouwen, die opgevolgd werd door
achtereenvolgens Godijn van Dormael uit Luik. De achtkantige
lantaarn is gebouwd door Jan van den Doem. Opmerkelijk is dat de
toren los van de domkerk staat. Bij een grote tornado op 1 augustus
1674 om half acht 's avonds zakte het middenschip van de kerk
in elkaar. Van herbouw is het nooit gekomen. De toren is in de jaren
1901 tot 1931 aan een uitgebreide restauratie onderworpen, dit is in
de jaren 1972 tot 1975 nog herhaald. De toren heeft een hoogte van
112 meter, en is hiermee de hoogste toren in Nederland.
De Beiaard
Reeds in 1342 - de bouw van de Domtoren is nog
in volle gang - is er al sprake van twee klokken. Deze droegen de
namen "rumstrate" en "campana episcopalis", de
klokken hebben een tijdelijke plaats in een houten klokkenstoel,
aangezien de bouw van de toren nog altijd doorging. Rond 1370 is er
sprake van een uurklok, en uurwerk. In 1455 is deze uurklok
nogmaals hergoten, en heeft een gewicht van 6255 pond. In 1479 levert
Geert van Wou zes klokken die dienst gingen doen als voorslag. Rond
1504 besloot het Domkapittel een geheel nieuw gelui in de toren aan
te brengen, hiervoor zijn in 1488 al besprekingen met
"Meester.Geert" (de Kamper klokkengieter Geert van Wou)
maar ook met de klokkengieter Gobel Moer uit 's-Hertogenbosch. Geert
van Wou heeft uitstekende geluien geleverd, ondermeer aan Osnabrück
waar het kapittel nauwe betrekkingen mee onderhielden in de 15e
eeuw. De keuze viel dus op de klokkengieter uit Kampen, dit was
politiek geen eerste keuze aangezien Meester Geert ook geschut
gieter was en in dienst was als zodanig van hertog Karel van Gelre.
In 1504 werd Meester Geert zelfs aangehouden door soldaten bij het
buiten de stadsmuren gelegen klooster Vredendael. Op 15 april
1505 verzocht van Wou dan ook bij de kanselarij van Philips de
Schone te Brussel om een waterdichte vrijgeleide, die kreeg van Wou
dan ook. In mei kon de Dombouwmeester Alardt van Lexwerdt met zijn
gezellen Geert van Wou in Amersfoort afhalen. Van Wou kreeg
een werkterrein voor het gieten van de klokken buiten de singels van
de stad, vlak bij het huidige Lucas Bolwerk. Ondertussen waren de
werkzaamheden voor het onderkomen van de 13 luidklokken al in volle
gang, een klokkenstoel zgn. een bergvrede die het gewicht
van de maar liefst 30.000 kg. zware luidklokken kon dragen. Een
gemetselde onderbouw bestaande uit één meter dikke bakstenen muren
en verbonden met het muurwerk van het tweede vierkant, daarop
steunde de nieuwe eikenhouten klokkenstoel. Pas in 1926 is deze
stoel vervangen door Borneo-teak vervangen. Deze werkzaamheden zijn
uitgevoerd onder leiding van Andries Goyertsz, waarschijnlijk dezelfde
persoon die in 1481 in Kampen een nieuw klokhuis bouwde.
Waarschijnlijk werkte Geert van Wou samen met deze timmermeester.
Meester Andries verzorgde ook de inkoop van het hout, dat kwam uit
Danzig via Amsterdam en uit het Oostzeegebied via de IJsselsteden.
Ondertussen was Meester Geert met de voorbereidingen voor het gieten
begonnen, de namen en randschriften werden aan de gieter opgegeven,
de versieringen liet men hem vrij. Zo heeft van Wou dezelfde
sjablonen gebruikt voor de Salvator en Martinus klokken als in
Kampen.
De Salvator is waarschijnlijk
al in september 1505 gegoten, in deze maand word er een klepel
gesmeed. Als in november worden Salvator en de Maria klok in
het inwendige van de toren door de voor die gelegenheid extra
uitgehakte hijsgaten opgehesen. In december 1505 kwamen nog 3
klokken op die manier in de toren, en in februari 1506 nog een
4 tal. "Des sonnendaghes op vastelavont" (22
februari 1506) luidde men voor het eerst alle klokken tezamen,
op het feest van de Tienduizend Martelaren (22 juni) werden de
klokken gewijd door de Domproost Nicolaus Lavennis. |
 |
Van Wou heeft de 13 klokken
op toon gegoten, daardoor zij tezamen een gelui vormen als een
werkelijk muzikale eenheid. Dit was een voorwaarde voor het
"beieren" een ritmisch klankenspel met een steeds
duidelijk melodisch element. Tot ver in de zeventiende eeuw
zou dit beieren beoefend worden vanuit de Utrechtse Domtoren.
Van Wou was een meester in het gieten op toon. Echter was het
Dom kapittel nog niet tevreden. "enyge schelynge dye aen
enyge klocken sijn soude, sou dat sij nyet en souden sijn naer
onsen vorwarden als daar af gemaeckt sijn" Wat er echter
mankeerde is nooit duidelijk geworden, de laatste betalingen
moesten door de erfgenamen van Van Wou in 1532 via de rechter
binnengehaald worden. |
 |
|
De zes klokken boven in de
lantaarn van de toren die de voorslag vormde werden in de loop van
de jaren uitgebreid, bovendien kreeg de toren in 1617 vier
wijzerplaten. Ook de speeltrommel is uitgebreid in die tijd, waarbij
die elk kwartier een melodie liet horen. De voorslag kreeg in 1616
een uitbreiding tot twaalf klokken. In dat jaar veranderde de
voorslag ook in een beiaard, in de laatste maanden van 1617 werd het
spel in een nieuwe klokkenstoel opgehangen en leverde een smid
nieuwe klepels. Klepels die stellig in gebruik waren voor handspel,
aangezien voor automatisch spel hamers in gebruik zijn. In 1623
bezocht Jonkheer
Jacob Van Eyck Utrecht, deze blinde Jonkheer geboren rond
1589/90 in Heusden met een opmerkelijk gehoor bespeelde in zijn
woonplaats de beiaard en verstak bovendien de speeltrommel. Door zijn
hoge afkomst wist hij de juiste personen te benaderen. Uiteindelijk
zou dit ertoe leiden dat na zijn bezoeken in 1623 en 1624 aan
Utrecht hij in 1625 een benoeming zou krijgen als beiaardier van de
Domtoren. Van Eyck liet een "beyerstoel" in zijn
woonplaats vervaardigen. Die "beyerstoel" was een nieuw
speelklavier met pendalen voor het spel met de voeten. In 1624
bracht de blinde Jonkheer nogmaals drie maanden door in Utrecht, in
die tijd liet hij de tractuur van het Domspel vernieuwen. |
Ook ging Van Eyck de Dombeiaard
uitbreiden, hiervoor gebruikte hij bestaande klokken uit diverse
torens en gebouwen in Utrecht. Er werden ook wel klokken vergoten
door de klokkengieters Wouter Both en Aelt van Meurs. Klokken werden
herstemd doormiddel van het uithakken van brons. Uiteindelijk
bezat de Domtoren in 1629 een spel van ongeveer 21
klokken. |
 |
Het is opmerkelijk dat terwijl de Nicolaitoren
(1656) en Jacobitoren (1651) reeds een Hemony
beiaard bezaten, er voor de Domtoren pas in 1660 plannen gemaakt
werden voor een nieuwe door Hemony te gieten beiaard. Johan Dix, de
opvolger van de in 1657 overleden Jonkheer Van Eyck schreef in 1660
een memorie waarbij het stadbestuur voorgesteld werd een nieuwe
speeltrommel en een nieuw door Hemony te gieten beiaard aan te
kopen. Op de nieuwe door uurwerkmaker Jurriaan Sprakel te vervaardigde
speeltrommel moest plaats komen voor 32 door Hemony te gieten
klokken en de zes Van Wou luidklokken die een verdieping lager
hingen. De nieuwe Hemony beiaard kreeg volgens het plan van Johan
Dix dus als basis de grote zware Van Wou klokken. Op 4 mei 1661
inspecteerde leden van de Vroedschap de beiaard- en luidklokken op
de Domtoren om te bezien "hoe men die tesamen tot volcomen
perfectie ende accord sal brengen" Dix had een plan gemaakt
waarbij de zes zware Van Wou klokken het bas register van de nieuwe
beiaard moesten worden, echter die klokken moesten wel op hun
klokkenzolder blijven om ook dienst te kunnen doen als luidklok. De
kosten volgens Dix zouden 12.000 gulden bedragen, bovendien zouden
de acht kleinste Van Wou klokken en de uurslagklok ingeruild worden
bij Hemony. Dix drong op haast aan, de in 1609 geboren
François Hemony was al voor die tijd op ver gevorderde leeftijd en
niet al te sterk. Hemony had in die dagen zijn handen vol met
opdrachten, ondermeer de beiaard op het nieuwe stadhuis
van Amsterdam. Op 23 augustus 1662 kwam François Hemony met een
voorstel dat weinig van Dix zijn plan zou afwijken, Hemony wou
alleen slechts 3 Van Wou klokken in zijn spel opnemen. De Vroedschap
ging op 9 november 1663 met het bestek accoord, het Domkapittel op
14 december 1663. Als betaling ontving Hemony ondermeer het oude klokkenspel
en de zeven Van Wou klokken. Daardoor verdwenen zeven van de dertien
Van Wou klokken uit het prachtige gelui. Dit zou in 1982 hersteld
worden, de Koninklijke Klokkengieterij Eijsbouts goot zeven
nieuwe luidklokken waarbij zoveel mogelijk de profielen en
klankkleur van de Van Wou klokken gevolgd is. De Hemony beiaard zou
35 klokken tellen op basis van een B0, de zware Van Wou klokken zouden uiteindelijk niet
in het handspel worden opgenomen. Echter kregen de drie zwaarste
luidklokken kregen wel een speelhamer en aansluiting op de nieuwe
door Sprakel te bouwen speeltrommel. Het Domcarillon is een
opmerkelijk spel, in zwaarte komt het overeen met het (in 1797
verdwenen) spel van Sint Michielsabdij van Antwerpen, de Sint
Laurenstoren van Rotterdam en het spel dat in hetzelfde jaar
gegoten is, van de toenmalige stadhuiskoepel
van Amsterdam. De klokken kregen in mei 1665 een plek in een
provisorische klokkenstoel in de lantaarn
van de toren. Sprakel leverde namelijk pas in 1667 het benodigde
ijzerwerk voor de klokkkenstoel. Ook de levering van de klepels ging
moeizaam, pas toen de stadssmid Bartholomeus Wijnbron de installatie
had voltooid was klavierspel mogelijk. Stadsbeiaardier Johan Dix
maakte dit niet meer mee, hij overleed op 7 mei 1666. In 1695
werd de klokkenstoel vernieuwd, er werden twee bestekken gemaakt,
een voor een houten klokkenstoel en een "van goed ende
suffisant ijser". Men koos voor het laatste en gunde op 3 mei
1695 de opdracht aan Beernt Hofsmit. Tevens kreeg de beiaard in dat
jaar een uitbreiding met 7 kleine diskant klokken gegoten door de
Antwerpse klokkengieter Melchior de Haze. De dombeiaard had toen
reeds een omvang van 42 klokken, 3 1/2 octaaf, een voor die tijd
opmerkelijk instrument! In 1888 zou Severinus van Aerschodt een
gescheurde Hemony klok vervangen (slagtoon cis3). In de jaren 1905/6
is de beiaard hersteld, daarbij kreeg de toren opnieuw een nieuwe
klokkenstoel van staal. Bovendien kreeg de beiaard twee nieuwe
basklokken met de wonderlijke klaviertonen Cis1 en Dis1. Deze
klokken waren gegoten door klokkengieterij Van Bergen, tijdens de
herstel werkzaamheden in 1951 zijn deze klokken weer uit de toren
verdwenen. Nu maken deze klokken deel uit van de collectie van
het klokkengieterij
museum in Heiligerlee. In 1928 verving de Engelse klokkengieter
John Taylor het g4 klokje van De Haze.En dezelfde gieter zou in 1929
de Van Aerschodt klok uit 1888 weer vervangen.
In 1951 goot Eijsbouts
5 nieuwe klokjes, zodat de beiaard vanaf toen een omvang van
vier octaven bezat. In 1951 kwamen uiteindelijk ook in het "broekse
bolwerk" de tuimelaars in de beiaard. In 1974
tijdens de grote beiaard restauratie verving Eijsbouts al deze
niet Hemony klokken, bovendien goot Eijsbouts 3 nieuwe
basklokken met de klavier tonen g0 (6900 kg.) bes0 (4000kg.)
en wederom een es1 (1650 kg.) |
 |
|
Daarmee bezit de Utrechtse
Domtoren een zware beiaard van 50 klokken, maar komt niet in de top
tien zware beiaarden voor!
Speeltijden
De stadsbeiaardier van Utrecht
is Malgosia Fiebig, de speeltijden zijn op zaterdag van 11.00 tot 12.00
uur. Op vrijdag van april t/m november van 12.30 t/m 13.30 uur. Op
maandagavond zijn er avondconcerten in juli en augustus van 20.00
tot 21.00. Zie ook de website van de Utrechtse
klokkenspelvereniging.
HOME
CONTACT
Literatuur: Klokkenkunst
te Utrecht tot 1700- D. van den Hul, - Vereniging voor Nederlandse
muziekgeschiedenis, 1982. De
Zingende Torens van Nederland - Rinus de Jong, André Lehr, Romke de
Waard - Nederlandse Klokkenspel Vereniging, 1966-1976 Torens
van Nederland - J.H. Besselaar - Fibula-Van Dishoeck, 1972 De
Kamper Klokkengieters - Dr.C.N. Fehrmann - J.H. Kok nv, 1967 De
Klokkengieters François en Pieter Hemony - .,André Lehr, B.
Eijsbouts C.V, 1959 Ergens
beginnen de klokken hun lied - C.A. Baart de la Faille, T.Chr. Bos,
J. van der Ende, Th. Haakma Wagenaar, J.J.L. Haspels, A. Lehr, -
A.W.Bruma & Zoon, 1981 Van
Paardebel tot Speelklok - A. Lehr - Europese Bibliotheek, 1971 |
 |
In 1916 verscheen
een standaard werk over "de zingende torens in Nederland"
door Mr. A. Loosjes. Lees hier de beschrijving van de Domtoren. Pagina
1 Pagina
2 In PDF te
downloaden.
|
|
|


Foto
van de Domtoren uit het boek van Mr. A. Loosjes "de zingende
torens" (1916)

De
in 1906 geplaatste stalen klokkenstoel.
De
in 1974 nieuw gebouwde eikenhouten klokkenstoel. 
Het
klavier op de Domtoren. 
De
speeltrommel op de Domtoren gemaakt door Jurriaan Sprakel 1666. |